Op 1 mei 1770 komt er te Reet een nieuwe vereniging tot stand: de “Sociëteit van Harmonie”. Volgens de overlevering zou haar wieg gestaan hebben in de herberg “de Handboog”.
De Handboog was gelegen op de hoek van de huidige Laarstraat en de Kneukelputlei, recht tegenover de eerste Laarkapel, die in 1810 vervangen werd door de kapel die in 1961 de baan moest ruimen voor de aanleg van de steenweg op Waarloos.
De herberg zelf was stokoud. In 1558 wordt het huis vermeld onder de naam “Het Voske”, naar Magdalena De Vos, die er woonde.
Later werd het bewoond door de meiers Jan Paridaens en Gommer Van Camp. Op 2 januari 1742 werd Corneel Schroeven er vermoord door de drinkende en kaartende dorpsjeugd.
In 1792 wordt de herberg door de erfgenamen van koster Andries verkocht aan Jan Baptist Huygelen, die ook de bouwer van de tweede Laarkapel was. Dit alles wijst er op dat een groot deel van het Reetse openbare leven zich aldaar afspeelde.
De maatschappij werd gesticht door Guilielmus Van Hoof, leerling van een amateurmusicus, die bediende was bij de bisschop van Antwerpen.
Wie er verder allemaal bij was en over welke muziekinstrumenten men beschikte, weten we spijtig genoeg niet. Voor de muziekgeschiedenis zou dit echter wel van belang zijn omdat het hier gaat over de eerste harmonie, het eerste samenbrengen van verschillende instrumenten. ledere muzikant bracht waarschijnlijk het instrument mee waarover hij kon beschikken en samen speelde men in volmaakte harmonie.
Dat de harmonie in 1790 buiten de gemeente bekend was werd ook nog eens bewezen door het feit dat het Kontichse dorpsbestuur ze engageerde om op 27 juni van dat jaar met een cavalcad naar Brussel te trekken waar zij op kop liep van de grote anti-Oostenrijkse betoging. Dat Reet hier het haantje-vooruit speelde, was ook niet zo verwonderlijk, daar onze toenmalige gemeentesecretaris, Thomas Van den Eynde een voorname rol speelde in de Brabantse Omwenteling te Mechelen.
In de jaren voor 1800 maar ook nog verschillende jaren in de negentiende eeuw was de naam harmonie, zoals we die nu kennen, nog niet in gebruik. Muziekverenigingen uit die tijd werden “het muziek” of ook “het conseer” genoemd. Zo gaf onze harmonie in 1793 zelf een concert ten beste.
In het begin van de 19de eeuw feestten de “Cecilianen” bij Cornelis Rongé, in de herberg “Belle Vue”, vroeger “Den Hert” genaamd. In 1820 teerden ze in de herberg De Reep, bij Petrus Joannes Kennes. Dezes grootvader was een neef van Willem Gommaar Kennis, en zijn grootmoeder een nicht van schoolmeester Vanden Eeden. “De Reep” stond in de Molenstraat, op de plaats waar nu
de garage Kennes gevestigd is. Vanaf 1822 heeft het teerfeest plaats bij Petrus Michael Vermylen in herberg en brouwerij “De Kroon”, recht tegenover de kerk. Daar is het jaren gebleven. De familie Vermylen is altijd zeer harmoniegezind gebleven.
Zij was zelfs zo fier op onze harmonie dat gemeentesecretaris Vermylen in 1834, toen vanwege de provincie een onderzoek werd gedaan naar de toestand der oude gilden, niet kon nalaten te verklaren dat er in de gemeente zulke gilde niet meer bestond maar wel
een “confrerie van Sint-Cecilia en een kleine harmonievereniging die reeds meer dan vijftig jaar zonder onderbreking bestaat. Bijgevolg zonder twijfel een der oudste op het platteland in het koninkrijk”.
In 1862 bekwam de harmonie van haar voorzitter, de oud-burgemeester Petrus Adrianus Wegge, een rijk versierd vaandel in rood fluweel. Op de achterzijde van dit vaandel vinden we de letters P.A.W. (dit is: Petrus Adrianus Wegge), bladranken rond twee handen en het jaartal 1770.
Het honderdjarig jubelfeest van onze hannonie werd in 1870 tweemaal behandeld in de Reetse gemeenteraad.
Na aanvragen van de “sociëteit hannonie”, op 2 februari en 3 april, om toelating en steun voor het inrichten van een muziekfestival naar aanleiding van het honderdjarig bestaan, antwoordde de burgemeester dat de gemeentekas in te slechte staat was omdat de gelden gebruikt waren voor het aanleggen van nieuwe steenwegen en aan de grote onderstand waarin de gemeente jaarlijks moest bijdragen.
De toelating om het festival te laten doorgaan werd wel gegeven omdat het niet op een zondag gebeurde en omdat er ook geen kermis plaats had, zodat men niemand voor de voeten zou lopen.
Vanaf 1885 tot rond de eeuwwisseling werd door de provincie jaarlijks een verslag gemaakt over bestaande muziekverenigingen, koren, harmonies en fanfares. Opmerkelijk aan de lijsten die men ervan maakte is dat alleen bij de harmonie St.Cecilia
van Reet het stichtingsjaar vermeld wordt: “gesticht in 1770”. Dit stichtingsjaar 1770 moet bij de makers van het verslag wel speciaal de aandacht hebben getrokken, daar ze het op de ellenlange lijst van verenigingen alleen bij Reet vermelden.
Daar waar de gemeente niet over de geldelijke middelen beschikte om het honderdjarig bestaan meer luister te geven, werd het honderd vijfentwintigjarig bestaan wel met voor die tijd grove middelen gesteund. Dat gemeentesecretaris J. Parmentier toen ook secretaris van de harmonie was, wetende dat dit de man was die achter de schermen alles beredderde, zal daar ook wel toe bijgedragen hebben. Op 31 maart 1895 keurde burgemeester Van Den Ende samen met de schepenen Wegge en Moeyersons het programma goed voor het inrichten van een groot nationaal festival, gespreid over de zondagen 9 en 23 juni, voor harmonie-, fanfare-, symphonie- en zangmaatschappijen.
Het internationaal festival, in 1900 te St. Kathelijne-Waver gehouden, was de eerste manifestatie in deze nieuwe eeuw, waaraan onze harmonie deel nam.
De viering van de 75e verjaardag der Belgische onafhankelijkheid, op 30 juli 1905, werd, onder auspiciën van het geme~ntebestuur groots opgevat.
Op zondagen 30 juli en 6 augustus 1911 vierde Reet op schitterende wijze zijn 6OO-jarig bestaan. De gemeente richtte ter dier gelegenheid een groot jubelfeest in. Het reglement bepaalde dat elke vereniging drie herbergen moest bezoeken! Vuurwerk, volksspelen en feestelijke bevlagging zorgden mee voor de nodige sfeer. Bij deze gelegenheid werden zelfs speciale trams ingelegd om het toestromende volk op te vangen en “zich naar alle richtingen op gewenschte uren te kunnen begeven”. 120 maatschappijen schreven zich in voor deze feestelijkheden. Zij verzamelden telkens om 15 uur” aan den halt van de tramlijn Antwerpen – Rumst, aan de brouwerij van de heer De Meulder, zijnde op den steenweg van den Staatsijzerenwegstatie naar het dorp” (Eikenstraat).
De herbergiers en zeker de brouwers zullen in hun nopjes geweest zijn, want een minimum bezetting van 20 man per deelnemende vereniging, zoals het reglement bepaalde, brengt ons op ongeveer 2500 aanwezige muzikanten, waarbij dan nog te rekenen de sympathisanten, en van de massa toeschouwers, die op deze feesten aanwezig waren.
Het verenigingsleven werd tijdens de eerste wereldoorlog door de Duitse bezetters sterk afgeremd, waardoor ook de activiteiten van de harmonie wel op een laag pitje zullen gestaan hebben. Feestelijkheden en samenscholingen waren verboden, sommige muzikanten waren soldaat. De eerste wereldoorlog heeft ook als gevolg gehad dat vele muziekmaatschappijen bij
het einde ervan niet meer terug zijn gestart. In Reet heeft men de draad wel terug opgenomen.
Toch werd nog in 1920 met meer luister dan wij zouden vermoeden de hondervijftigste verjaardag van de harmonie gevierd. Zesenvijftig verenigingen kwamen nog delen in de vreugde.
Tijdens de jaren tussen de twee wereldoorlogen is er in de wereld veel veranderd. Ook in een dorp als Reet is er een hele ommezwaai geweest. Vroeger bleef men meestal in eigen dorp wonen en ook werken. Door de opkomst van de industrie werden deze
gewoontes flink door mekaar geschud.
In onze streek was vooral het papierfabriek zoals het huidige Afga-Gevaert werd genoemd was voor de Reetse boerenzonen de kans om als ongeschoolde arbeider aan bod te komen. Om er binnen te geraken had men als muzikant rap de goede weg gevonden. In het bestuur van de harmonie Vrede en Vermaak van Kontich waren verschillende personen die bij Gevaert een belangrijke funktie vervulden.
En zo zijn we weerom in troebele tijden beland. Met de tweede wereldoorlog voor de boeg was er mobilisatie in het land, het niet al te grote muzikantenbestand van de harmonie vernlinderde nog doordat verschillende muzikanten gemobiliseerd werden.
Door de verhuis van de lokaalhouder, die in Boom ging wonen, is de harmonie eveneens veranderd van lokaal. Men trok naar de herberg van Eduard De BeIder in de Eikestraat, dit lokaal werd later het Gildehuis en men is er nog gevestigd.
In het begin van de zestiger kwam er dan eindelijk een kentering ten goede. Met de komst
van dirigent Emiel Verhelst kende de harmonie een nieuwe start. Na enige tijd slaagde men er zelfs in met de hulp van enkele bij gevraagde muzikanten een concert te geven.
We namen zelfs deel aan enkel tornooien van Fedekam, o.a. in Vosselaar; Lint en Zandhoven waar we aangeduid werden om deel te nemen aan de provinciale eindronde van het Fedekam tornooi dat in de Elkerlic Zaal in Antwerpen plaats had. Enkele Vlaamse kermissen, waarvoor graaf André Le GrelIe gratis zijn hovingen ter beschikking stelde, zorgde ervoor dat ook de kas niet ten achter bleef.
Zo komen we stilaan aan de kerkconcerten die zonder twijfel een muzikaal hoogtepunt zijn geweest in het lange bestaan van de harmonie. De harmonie was ondertussen uitgegroeid tot een vereniging met ongeveer veertig muzikanten en aangezien er in het bestuur niet dezelfde groeikracht aanwezig was kwam van de muzikanten het initiatief om deze kerkconcerten in te richten.
De laatse jaren werden niet alleen verschillende optredens met gastvedetten als Günther Neefs, Barbara Dex en recenter Daisy Thys maar werd ook regelmatig een gesmaakte concertreis georganiseerd.